- 3 november 2014
- Alfons
- 5 reacties
Hij liep voor me. Allebei verlieten we het sportpark na een wedstrijd van het eerste elftal. Zijn zoon was de herder van vele schaapjes bij de club, en om hem in deze hoedanigheid te zien schitteren, had hij de wandelschoenen aangetrokken. Zijn handen kalm op de rug alsof Wilko het hem geleerd had. Op mijn heenweg had ik zijn vrouw en andere zoon ook aan de wandel gezien, en begroet.
De wandelende opa van twee van mijn jeugdvrienden was een mooi gezicht. De man op leeftijd deed me denken aan mijn wijlen opa. Ook zo’n beste kerel. Vol van rust wandelde hij op huis aan. Ik begroette hem, en stepte met hem mee. We raakten aan de praat. Ik had bij mijn weten nooit meer dan een begroeting met hem gedeeld. Hij was altijd de opa van mijn vrienden geweest. De vader van hun vader, de vader van mijn herder. Het voelde alsof ik met de stamvader van zoveel goede mensen vertoefde. Zij kwamen samen in hem, en hij vertelde. De eer was geheel mijnerzijds, en ik luisterde dat het een lieve lust was.
Op mijn vraag of hij thuis aan kon schuiven voor de maaltijd, gaf hij aan dat er eerst gras gemaaid mocht worden. Veertig jaren woonden ze nu in het huis, daarvoor was hij kruidenier in Hijken geweest. ‘Maar ik had er op een dag helemaal geen zin meer aan, en dat had ik tegen m’n vrouw gezegd. Nou, had de vrouw gezegd, dan verkoop je de zaak toch. Alsof het zo eenvoudig was, wie moest die zaak nu toch kopen? Frits Kramer woonde tegenover ons, ken je die?’ Ik wist het niet, misschien wel. ‘Frits moest ik maar eens aanspreken volgens haar, en dat deed ik. En wat denk je? Hij was later die dag met zijn vader langs geweest om te vragen of er nog ruimte bij het huis zat om wat aan te bouwen. Ja hoor, dat kon wel. Toen heeft Frits het overgenomen, en wij verhuisden.’ Op zijn Bartjes liepen we verder, en hij sprak met een man die we passeerden. ‘Die man die was computer expert bij de Boer. Daar heb ik vanaf toen gewerkt tot mijn pensioen. Vijfentwintig jaren ben ik al met pensioen.’ ‘Oh, das ook een mooi jubileum. Dat kun je vieren!’ Hij glimlachte. Zijn ogen knepen samen, de gemoedelijkheid lag in zijn gelaat. Ik was hem dankbaar. De stamvader.
We stonden inmiddels stil voor hun huis. ‘Ja, we zijn bij Jeroen op visite geweest in Utrecht. Eric vierde zijn verjaardag niet. Die is druk aan’t klussen.’ Toen opende zich een wereld vol rijkdom, geluk, hosanna op aarde, het grootste goed was binnen handbereik, en hij zag het voor zich toen hjj sprak over de achterkleinkinderen. Alleen al de gedachte aan hen vervulde hem van dankbaarheid, en blijdschap. ‘Stef, Tessel, en Niene noemen ons Oopi en Oomi. Mooi he. Das ook handiger.’ Oopi sprak hij het woord nog eens uit. Hij proefde hun aanwezigheid, en genoot. ‘En er is nog één op komst bij Eric en Sanne. Dan hebt ze er ook twee.’ Samen keken we voor ons uit, elk met ons eigen gedachten. Ik wist al, diz columnmateriaal. ‘Ik ga gras maaien,’ was zijn aanzet tot ons afscheid. ‘Groeten aan de vrouw.’ ‘Zal ik doen.’ Met de hand omhoog zei hij gedag. Bedankt beste man, voor het stilstaan bij de pracht van de familie Datema.