Maar niet door platjes!
  • 13 november 2011
  • Alfons
  • 5 reacties

Terwijl ik op het toilet sta in het restaurant, krab ik aan m’n ballen. Ik ben net klaar met zeiken. De zak jeukt aan beide kanten en krabben geeft zo’n heerlijke verlichting! Wat kan dat lekker zijn. Eigenlijk mag dat niet, krabben, maar het voelt zo fijn. Datzelfde ogenblik besef ik mij dat alleen een muur mij afscheidt van een tafel gevuld met etende mensen. Wat als iemand van hen röntgenogen heeft en door de muur heen kijkt en mij ziet krabben? Dat zou ongepast zijn. Ik weet zeker dat diegene mij geen hand zal geven als ik hem tegen zal komen. Aangezien ik netjes ben opgevoed, was ik daarom maar mijn handen met zeep en droog ze netjes af. Dat zal de röntgenogen persoon goed doen. Misschien zal hij zelfs aan hogere pet van me op krijgen.
Door de vier cola berenburg zweef ik over de vloer terug naar mijn plekje. De oobster ziet er leuk uit en wat me opviel is dat ze slist. In eerste instantie toch een kenmerk van imperfectie, maar je went er aan heb ik in het verleden ervaren. Het geeft de oobster zelfs een zekere charme.
Goh wat is het ook een fijne avond. Ik zit aan tafel met mijn collega’s van de Natuurschool en we sluiten het seizoen af. Ik denk aan mijn papa en mama die het weekend weg zijn met mijn zus en haar gezin. Dit weekend was het huis in Beilen dus onbemand. Ik nam de bewonerhonneurs gisteren waar. Dat ging me gematigd af aangezien ik weer iets kapot heb gemaakt. Toen het gebeurde moest ik er direct om lachen. “Ja hoor, dit overkomt mij weer,” was de spot die ik ermee dreef. “Alles is breekbaar, dus alles kan kapot”, zou mijn sloopbedrijf slogan zijn, mocht ik er één beginnen.
Het was ook maar goed dat mijn ouders vannacht niet thuis waren. Ze worden altijd wakker als ik een nachtelijk telefoontje krijg. Ditmaal was het de vriendin van Abke die mij belde: “Zeg ik sprak net met Abke haar vader over het feit dat jij eigenlijk de ideale vriend voor haar bent.” “O ja?” antwoordde ik. “Ja,” grinnikte ze. “Nou Abke zei destijds dat het aan mij ligt.” “Dat ligt het ook.” “Ja dat weet ik.” “Nou dan moeten jullie het nog maar een keer proberen,” oppert ze. “Dat doe ik niet. Ik date met een mooi meisje nu,” zei ik trots. “Oh,” klonk ze teleurgesteld. “Is ze leuk?” “Nee, alleen superknap…” “Echt?” “Natuurlijk, uiterlijk is immers het enige dat telt.” “Dit heb je niet gezegd aan de telefoon.” “Natuurlijk zeg ik zoiets niet. Het meisje is zeker leuk.” Opeens hoor ik een mannenstem: “Afknapper” zeggen en er wordt opgehangen. Dat was de vader zeker. Ik doe mijn telefoon uit en leg hem weg. Altijd dat gedonder midden in de nacht, uut met dat ding.
Met mijn tafeldames spreek ik nog even over de worst in mijn broek en dan ga ik naar huis om mijn column te typen. Met wat alcohol op schrijf ik wat dapperder. Ik heb nog geen titel voor dit stuk. Hoe betitel je ook een stuk dat begint met zakkrabben?

zussie
13 november 2011 - 23:03

Broer, wat weer een typisch alfons verhaal. Dat zakkrabben heb ik het verder maar niet over. Op naar het volgende weekend maar weer..

Ronald
13 november 2011 - 23:12

Hank Moody stijl! Tijdens het lezen verscheen meerdere keren de willem :D

Antoine
15 november 2011 - 13:03

Suggestie voor titel: ‘ kut verhaal ‘

alfons
15 november 2011 - 18:21

dan zou ik het eerder een kloten verhaal noemen :)

Veer
28 november 2011 - 20:22

Krabzakje…..hahaha