- 2 januari 2012
- Alfons
- 6 reacties
Het regent buiten. Af en toe kom ik mensen tegen in het dorp welke belangstellend vragen hoe het gisteravond afgelopen is op het Protos zaalvoetbaltoernooi. Ik steek dan van wal en schat naar aanleiding van hun blik in of ze een uitgebreide versie of een korte samenvatting willen. Voor beide versies ontwikkel ik in mijn wandeling een standaard verhaal.
Het is mij wel best. Ik wandel deze middag niet om sportverslaggever te zijn en ik zoek mijn heil bij mijn opa. Eens kijken of de beste man in zijn thuis is. Het regent, dus ik schat in van wel.
Als ik de zaal inloop van zijn onderkomen, zie ik mensen zitten alsof er iets staat te gebeuren. Tussen alle grijze of kale hoofden door, zoek ik zijn zilverkleurige manen. Ik kan hem niet vinden en ik vraag me af of hij op zijn kamer zit. Als ik aanstalten maak om naar zijn kamer te gaan op de eerste verdieping, zie ik hem net de trap aflopen met de handen op de rug. Hij wandelt vol van kalmte en rust, bekijkt de mensen aan de tafel en begroet wie hij begroeten wil. Ik begroet hem.
“Wat is er hier aan de hand?” vraag ik hem. Hij laat me zien dat vandaag de oudejaarsreceptie in de zaal plaatsvindt en nodigt me uit om hem te vergezellen. Dat aanbod had ik kunnen verwachten en even vraag ik mijzelf af of ik mijn middag bij ‘de oudjes’ wil zitten. Ik had geen plannen toen ik aan mijn wandeling begon, dus sta open voor wat er op mijn pad komt en neem de uitnodiging aan. Kameraad Schippers zit ook aan onze tafel en zijn broer is verhinderd. Dat hindert niet, we zullen ons zo ook wel vermaken.
Mijn opa en ik brengen elkaar even op de hoogte van ons wel en wee en voordat ik het weet, staat er een sinas voor mijn neus en treedt er een koor voor ons op. Ik zit in een zaal vol bejaarde mensen, samen met mijn opa te luisteren naar een koor dat uit de provincie Groningen oud Hollandse liedjes komt zingen. Ik verbaas mezelf. Dit is geen keiharde Bacardi reclame die ik leef met mooie vrouwen aan elke arm, dit is zowaar een scene in mijn leven waar ik me niet snel in had geplaatst. Dus ik kijk en luister.
De dames van het koor zullen gemiddeld zo’n zestig jaren jong zijn en er zit een grote man bij met een accordeon. Hij zal dezelfde leeftijd hebben, met een bas stem waarmee hij het publiek luid entertaint. Hij vraagt aan mij of ik het lied ‘Op de grote stille heide’ ken. “Nog niet,” beantwoord ik hem. Zo komt ook het lied ‘Droomland’ voorbij en de laatste keer dat ik dat lied hoorde, was op Wolters zijn bruiloft. Dan komt er een vrouw naar voren en vertelt enkele moppen:
Er zitten twee dames in een bejaardentehuis, zegt de één: “Ik hoor niet zo goed met dit oor.” “Oh nee, zal ik eens even kijken in je oor wat er aan de hand is?” “Ja doe maar.” “Goed, even kijken….hé er zit een zetpil in je oor.” “Oh ja? Nou dan weet ik ook al waar ik mijn gehoorapparaat heb gelaten.” De zaal ligt plat. Veeg ze maar bij elkaar die oudjes van dagen, want de grap wordt herkend. Bij het volgende lied word ik samen met de vrijwilligers van het huis naar voren gehaald om bij het lied ‘Bejaardengymnastiek’ de oefeningen in het refrein voor te doen. Ik doorsta ook deze test.
En zo langzamerhand dringt de sfeer tot mij door. Er verschijnt een glimlach op mijn gezicht en ik ben blij dat ik hier bij mijn opa zit. Deze oudjes vermaken zich op hun geheel eigen tempo en met geheel eigen humor prima in de winter van hun leven. Goed, niet iedereen kan zijn handtekening meer zetten op een ‘wordt snel beter kaart’ voor één van de vrijwilligsters en niet iedereen is meer goed ter been. Het samenzijn en de sfeer. De koffie en thee. Het koor en de zang. De oudejaarsviering in de zaal. Ze zijn samen en dat is genoeg om dankbaar voor te zijn. Geen groots Godswonder waarin men tevredenheid en vertier vind, maar ‘slechts’ in het samenzijn ervaart men ‘Gods zegen’. Even voel ik me één met hen en ik ben mijn opa dankbaar voor zijn uitnodiging. Dat hij dit met me deelt. Opa bedankt!
Als de pauze echter aanbreekt, verlaat ik het pand rap. Mijn verlangen om toch in die Bacardi reclame te belanden, jeukt in m’n broek. Trots luister ik naar de woorden die Simone haar oma tot mij spreekt, wanneer we het pand uit wandelen:“Die opa van je, dat is een beste kerel! Hij hield me laatst gezelschap toen ik deurwacht had…een aardige man!” en dat klopt!…….”Zeg wat is nu eigenlijk dat deurwacht……..”