Aan de wandel
  • 19 oktober 2015
  • Alfons
  • 1 reactie

Aan de wandel

Terwijl ik mij wandelend concentreer op’t verorberen van m’n broodje lamsvlees, word ik plots begroet. Ze staan voor hun huis te roken, biertje erbij. Het is één uur in de nacht, de lantaarn verlicht hen. Hem ken ik via een vriend van me, samen zaten ze in een band. Haar ken ik van de werkvloer, en via hem. Ik trap de open deur in, en vraag hoe’t gaat. Natuurlijk gaat alles goed, jazeker met mij ook. Voordat de stilte valt, begin ik over ons werk. Ze zijn beide collega’s in’t veld, een gemene deler die als koetje dient. Het is niet dat ik een fan van koetjes ben, in tegendeel, maar het typeert onze relatie. We kennen elkaar van ‘hallo en doeg’. Af en toe vullen we de ruimte daartussenin op met oprechte vragen, wat er toe heeft geleid dat we Facebook vrienden zijn. We zijn vreemden met een open deur.

Ik merk dat ik uitgelaten ben door onze nachtelijke ontmoeting en tevens hoop ik dat ze niet denken dat ik dronken ben, want wie eet er nu nuchter een broodje lamsvlees om kwart over één ’s nachts? Door mijn enthousiasme ben ik niet zo welbespraakt. Ik struikel over woorden, en ben me erg bewust van mezelf. Bij ‘vreemden’ voel ik me onwennig. Ik schaam me een beetje dat ik niks leuks te vertellen heb: ‘Grillroom Indië blijkt lekker shoarma lamsvlees te maken! Ze zitten aan’t begin van de Korreweg. Heele vriendelijke mensen ook, harde werkers. De oude man vroeg m’n naam nog en of ik net uit m’n werk kwam. Wat toevallig dat ik jullie ontmoet. M’n vriendin vroeg me nog – waarom ga je lopen? Dat vind ik fijn af en toe, een wandeling.’ Ze lachen beiden, en ik merk dat ik sterk reageer op hun lichaamstaal. Als ze lachen praat ik door, als hun aandacht niet bij mij ligt, val ik stil.
Er komt een doorregent meisje langs, ze vraagt – weten jullie waar station Noord is? Ze leek verdwaald, ze liep al 40 minuten. ‘Rijdt er nu nog een trein?’ vroeg ik me af. Als ik een fiets had, had ik haar gebracht. Ze zag er zo zielig en hulpeloos uit met haar dikke rugtas en grote boodschappentas met slaapzak. ‘Desnoods geef ik haar onderdak, ik heb ruimte genoeg.’ De gedachte schiet voorbij. ‘Maar je hebt een vriendin, das toch een beetje vreemd?’ opponeert de volgende gedachte. Blijkbaar stel ik vraagtekens bij mijn eigen altruïstische gedrag. Of zijn het de gedachten van anderen waar ik alweer rekening mee probeer te houden? Dat is het, en het meisje loopt door na onze routebeschrijving aangehoord te hebben.
‘Speel je nog?’ ik passeer het koetje. ‘Voor mezelf alleen. Dat hoofdstuk geef ik even rust,’ glimlacht ie. Ik merk dat ik’t toffe mensen vind, we kwispelen alle drie met onze staarten, maar een gezamenlijke ingang tot de kern van ons enthousiasme voor elkaar ontbreekt. Plots struikel ik over een vraag die tot een verrassend antwoord leidt, ze gaan trouwen! Tjonge jonge, die kwam uit de lucht vallen. Ze waarderen mijn enthousiasme voor hun geluk en ik ga er even voor staan, leunend tegen de schutting, zodat ik relaxt de antwoorden aan kan horen. ‘Hoe is’t gegaan? Was ie zenuwachtig? De hand aan vader zelfs gevraagd?? Potverdimme, wat een heer! Wat een leuk nieuws om te ontvangen om half twee in de nacht. Ik ben blij dat ik ben gaan lopen.’
Nou dit is een mooi gevoel om afscheid mee te ne…Ze is me voor. ‘Ho hoo, wacht even. Hoe is het met jou dan? Wat doe jij allemaal?’ Ze steken er nog een sigaret voor op. Ik stond al met één been buiten het gesprek, maar trek hem terug. Daar heb je het gedonder al, wat doe ik nu eigenlijk? Ik lanterfanter wat, geloof niet in eigen kunnen, maar wil toch schrijver, en kleine theaterstukjes maken met grapjes en wat muziek/zang. Hoe moet iemand mij serieus nemen als ik dat zelf niet durf te doen. Mijn ongeloof verbergend vertel ik over dé Lijst, en mijn passie om schrijver te worden.
‘Ik weet niet hoe jullie het ervaren, maar ik haal geen voldoening uit mijn werk in de psychiatrie.’ Ik vertel dat ik in’t theater heb mogen spelen, zelfs zingen. Ze reageren mooi, hij beaamt wel eens wat van Ploep.com voorbij te zien komen op Facebook. Aha.

‘Wat raar,’ denk ik bij mezelf achteraf. ‘Dat ik me schaam om te vertellen over m’n ondernemingen. Waarom stond ik daar wiebelig voor hen?’ Bij vrienden verkeer ik mij aan de overkant van het zelfvertrouwen spectrum, dan blaak ik. Dat was niet een vraag voor nu. Leuk om ze te ontmoeten, en ze gaven mij’t gevoel dat dit insgelijks was. Ik zei vandaag nog tegen een stille volger die mij een complimentje maakte over m’n schrijven – ‘Er zijn zoveel mooie mensen!’

Verius
30 oktober 2015 - 06:15

Het wordt tijd om jezelf serieus te nemen ? Mooi geschreven!