Autobiografisch fictief
  • 8 april 2019
  • Alfons
  • 0 reacties

Het kan mal gaan. Het ene moment loop ie met de wandelwagen deur ’t Noorderplantsoen, ’t andere moment kiek ie naar een kerel die iedereen de liefde verklaart. Ach, een beste kerel waarschijnlijk, maar aan iedereen de liefde verklaren is wat buitensporig. Rinus verklaarde eens de liefde aan zien vrouw, hij hef haar nooit weerzien. Bleek achteraf dat hij de liefde verklaarde aan zijn buurvrouw, dat had zien vrouw hoort. ‘Maar alles wat gebeurt na twaalven dat telt toch niet?’ vroeg Rinus nog stellig, gekleed in zijn kabouter Plop carnavalspakje.

Terwijl ik dus door’t plantsoen liep, met m’n dochter voor in de wagen, zag ik een kerel lopen die een ieder begroette met ‘Ik hou van jou’. Op’t eerste gezicht geloof je der niks van. ‘Houden van’ is een uitspraak waar menig man moeite mee heeft, maar deze man strooide ermee. Het leek hem niet uit te maken wie hem passeerde, hij zei het tegen iedereen. Dun, geel, zwart, roze, lelijk of hardloper. Iedereen. Een wichie met de koptelefoon kreeg het voor een tweede keer te horen, de eerste keer had ze het niet verstaan. Er lopen veel met de koptelefoon op tegenwoordig, alsof het op doktersvoorschrift is.

Ik was benieuwd of hij ook van mij hield. Maar de kerel kon mij de kloten kussen en ik ging rechtsomkeert. Om zomaar langs een kerel te lopen die van iedereen houdt, daar trapte ik niet in.

Er zijn nog geen reacties