- 7 april 2014
- Alfons
- 1 reactie
‘Wat doe jij hier?’ vroeg ze mij. ‘Ik zit op een bankje,’ antwoordde ik haar. ‘Maar wat doe je hier?’ ‘Zo weinig mogelijk,’ glimlachte ik haar toe. Ze keek me enigszins verbaasd aan.
Afgelopen vrijdagmiddag, ik zat op een bankje in de stad. Mijn schoonmaker had me het huis uit geschopt. Voordat ik het bankje verwarmde met mijn mooie kontje, had ik mijn ontbijt bij de Mr. Mofongo verorberd. Dat ging er zo aan toe:
‘Ik zit tussen de klootzakken van de vrimibo’s. Het zijn geen schone dames, dat maakt ze klootzakken. Ze zijn mijn angstige toekomst, de kantoormannen aan tafeltjes. Het glas alcohol in hun hand verwijdert hen van drankmisbruik. De strakke glimlach dragen ze omdat de etiquette hem vereist. Er wordt geen anale grap gemaakt. Deze ligt nog twee glazen van hen verwijderd. Ze zeggen dat ze hém verdiend hebben, na een week rondjes draaien op hun bureaustoel.’ Ik miste de mooie dames en verdween. Het oobstermeisje dat laatst met me flirtte was er ook niet, dat was jammer, ik houd van spelen op het veld.
Ik wandelde vanaf de Mofongo rechtstreeks naar hét bankje. Daar las ik mijn eerder aangeschafte Lucky Luke. Het was een goeie aankoop, ik was er trots op dat ik mijn dag nuttig besteedde. Geluk lag op de loer. Tussen de verdiepende blikken op Luke door, wierp ik een paar blikken op voorbijgangers. Ik verbaasde mij over het vele vrouwelijke schoon. Iemand had zijn werk goed gedaan. Ze deden me denken aan het Liisa meisje, en even hoopte ik haar te ontmoeten. Ze werkte volgens mij niet meer bij de Liisa, ik zag haar nooit meer. Tragisch. Hoe het ook zij, ik zat op de bank. Dat is waar deze column om draait .
Ik had mijn Lucky Luke uit, en hing, leunend op mijn achteruit gestrekte armen, mensen te kijken. Plots liep ze langs – Anita. Eén van de schoonste verpleegkunde studentes die ik tijdens mijn studie kende. We praatten wat, en ze vertrok weer. Schoonheid in de wind. Mijn bankhangen had een nostalgische, toevallige ontmoeting opgeleverd. Het leven op zijn Bartjes was het mooist. Meer hoefde er deze dag niet te gebeuren. Toch appte ik het meisje waar ik de week ervoor nog gezellig mee in de kroeg had gezeten. Ik was bang om haar te appen. Ze waait ook schoon mee in de wind. Af en toe vliegt ze voorbij. Ze is een mooi mysterie.
Geluk zat inmiddels naast me op het bankie. Ik glunderde erover. Tot de volgende keer bankie!