Bloemetjesdag
  • 2 april 2018
  • Alfons
  • 0 reacties

Het was zo’n weelde, zo’n weelde. Een bron van inspiratie, mijn verwachtingen kwamen uit. ‘Ik zit voor m’n column op de tribune van de Grote markt,’ liet ik m’n vriendin weten.

Vrijdagmiddag, bewust had ik het huis verlaten. Fiets in een aanvoersader geparkeerd en verder gelopen. Het was mij ter ore gekomen dat ’t centrum uitpuilde van de mensen. Krioelende bezoekers van deze zonverlichte bloemetjesmarkt in stad. De rustige straat was de fuik. Even stopte ik. De zwerm bevond zich voor me, één stap nog te gaan. ‘Delf ik mij hierin onder? Ja, kijken of ze me weten te raken.’

Enkele noemenswaardige observaties later haalde ik het notitieblok tevoorschijn, maar waar had ik die pen verstopt? In m’n andere jas, amateur. Voor E1,50 bij de dichtstbijzijnde winkel pennen gekocht. Meervoud, want ze verkochten ze niet per stuk. Een fietser zou later die dag de verpakking met vier rode & zwarte pennen in zijn fietstas vinden. Wat moest ik ermee? Met zes blauwe pennen liep ik verder met Anke in gedachten. Ze reist en verwonderd zich om de wereld ver weg. ‘Wat zou ze dit waarderen,’ bedacht ik mij. Gezeten op ‘de tribune’ van de Grote markt mensen kijken, wat een genot. Ik vroeg me af wat zij zou zien, hoe ze het zou beschrijven. Stelde me haar glimlach voor. De zon op onze gezichten en ze zou zich een koffie of ijsje halen. Dan had ze mij ook een ijsje mogen halen. Uitgebreid had ze meegenoten, haar observaties gedeeld en verdorie te vaak gerefereerd aan soortgelijke situaties tijdens haar reis.

Er liep een meisje langs welke de jongere versie van een bekende van me was. Een gelijkenis waar de rest van de wereld geen weet van had. Een vrouw benoemde naar haar vriendin: ‘Tjonge wat veel mensen.’ Dergelijke clichés waren geheel op z’n plek. Want na een tijdje had ik het door, er vond niets abnormaals plaats en in eerste instantie had ik dit niet gewaardeerd. Er waren veel Duitsers, oude mensen, wat jongelui en niemand hoorde er niet. Toen trof het mij, wat fijn! We leefden in ongekende rust en luxe. Zorgeloos struinen of zitten. Fantastisch, een rustig en veilig leven. Naast mij zat een vrouw te bellen, ze praatte al een half uur over haar hond. Over honden gesproken, een hond zag z’n kans schoon en lichtte z’n poot. Te laat zag z’n bazin wat ie deed, trok aan z’n lijn en liep snel bij de plantjes vandaan. Er liep een jongetje voorbij, hij staarde naar Duits sprekende mensen. Dat leek nieuw voor hem. Grote ogen en hij trok z’n moeder in ’t voorbijgaan aan haar mouw. Dit moest hij melden. Naast mij op de tribune gingen mooie jongedames zitten en een man zat naar ze te staren. Zijn vrouw stond naast hem planten te bekijken en terwijl zij vroeg of hij ze mooi vond, zei hij iets te enthousiast: ‘JA, heel mooi!’ Ze keek op en hij draaide zich snel om. Zulke mooie buxussen had hij nog nooit gezien, kopen. Ik stelde me Koning Willem voor, als hij z’n onderdanen toch eens in deze eenvoud kon aanschouwen. Tevredener kon je hem niet krijgen. Fred bleek psychotisch te zijn vertelde de vrouw aan de telefoon naast me. Ik vroeg me af of Fred de hond was.

De markt ging bijna scheidden en hoewel ik ’t niet voornemens was, beroofde ik de verkoper van acht lavendelplanten. Althans, volgens hem beroofde ik hem. Had ik niet meer contant geld bij me? ‘Nee,’ natuurlijk niet. Doeg Anke, laten we snel weer een ijsje eten onder het genot van een schouwspel.

Er zijn nog geen reacties