- 26 februari 2018
- Alfons
- 0 reacties
Tussen vijf en zeven vond de bijeenkomst plaats in het Heerenhuis aan de Spilsluizen, ik had de tijd dus ging lopend heen. Ik arriveerde rond kwart over vijf. Beneden stond een horecameisje welke vroeg naar de reden van mijn bezoek: ‘Bomen of pubquiz?’ Liever had ik geantwoord ‘pubquiz’ maar ik corrigeerde mezelf en ze stuurde mij door naar het zaaltje boven. Meneer Jansen van de gemeente schudde mij de hand en wees mij op de koffie en thee. Meneer Jansen, zo bleek later, was de gemeentelijke zondebok. Of het dus zijn echte naam was, dat kon twijfelachtig zijn.
In de rij voor m’n thee, er waren nogal wat mensen op de been, zag ik m’n overbuurvrouw bij een sta tafel. Ze keek op tegen een man en vroeg hem de kleren van het lijf. Ze leek hem iets bij te willen brengen en klonk standvastig. Anderen zouden haar als onredelijk en een last kunnen bestempelen, ik hield het bij gepassioneerd. Misschien is dit politieke correctheid van een buurman die niemand tegen zich in het harnas wil jagen. Met m’n bak thee nam ik plaats op één van de stoelen die langs de wanden waren geplaatst, voor de observeerder in plaats van de protesteerder. Vanaf m’n stoel kon ik de boel redelijk overzien, steeds meer mensen dromden samen en m’n overbuurvrouw stond inmiddels bij een andere sta tafel. Haar dossiers onder de arm en wederom opkijkend tegen een man die opgeofferd was aan de meute om gemeentelijke besluiten toe te lichten. Volgens mij werkte de jongeman voor Verkley welke de leidingen zou leggen in de straat.
‘En nu maar wachten,’ zei de man op de stoel naast mij. ‘Waarop?’ vroeg ik hem. ‘Op de buurtvereniging, die gaan zo meteen het woord nemen.’ Dat bleek te kloppen. Een zelfvoldane dunne man vroeg aan een andere zelfvoldane dikkere man: ‘Tja, dan zo meteen maar op de tafel gaan staan?’ ‘Ja,’ antwoordde de dikkere. De dunne man had even tevoren een vraag aan de Verkley jongeman gesteld en daarna de jongeman genegeerd omdat het antwoord hem niet beviel. Dat sierde de dunne man niet vond ik.
De dunne klom op tafel, schraapte zijn keel en nam het woord namens de buurtvereniging en zijn bewoners. Z’n boodschap kwam erop neer dat ze meneer Jansen opriepen om de aanvraag voor de kapvergunning stop te zetten om met elke straat in gesprek te gaan omdat de gemeente nu aan hun wensen voorbij was gegaan en er daardoor een vertrouwensbreuk was ontstaan, aldus de woordvoerder. Honderdzes bomen kappen was hen te gortig en gezien de opkomst waren velen het hiermee eens. Meneer Jansen besloot daarom ook maar op de tafel te klimmen en te antwoorden op het verzoek. Jansen leek de vraag wel verstaan te hebben, maar er via een grote omweg halfslachtig op te antwoorden. Dit werd hem niet in dank afgenomen en de meute liet van zich horen. Ik zag protest in zijn puurste vorm. Geërgerd riepen bewoners argumenten en vragen. Er klonk enige moedeloosheid, angst en machteloosheid doorheen. Vandaar de boosheid richting Jansen welke keurig bleef staan, een waardige zondebok. Op dat moment ontdekte ik mijn andere vriendelijke buren. Ze zaten vlak naast mij in een stoel te observeren, het filosofische kunstenaarstel. De man heeft een enorme grijze baard en een Bourgondisch postuur. Zij is zacht en komt fragieler over, maar vergist u niet. Ze is krachtig en intelligent. Na een groet luisterden we verder naar Jansen. Na enkele incasseringen deed hij de belofte dat er geen vergunning werd afgegeven tot hij in gesprek was geweest met z’n baas waar hij de bezwaren kon voorleggen van de bewoners. Vervolgens zou hij met schriftelijke antwoorden komen. In mijn oren deed Jansen degelijke beloften, tegemoetkomend aan de wensen van de klant. Ik bleek naïef in de ogen van m’n buurman.
Volgend week het slot van deze zinderende bijeenkomst. Een drieluik dus, wie had dat gedacht.