- 25 april 2016
- Alfons
- 2 reacties
Op het feestje was er niets aan de hand tot dat ene moment. Er drong zich een besef aan mij op. Alsof ik mij plots gewaar werd van lichamelijk ongemak. ‘Verdulleme, ik heb teveel gedronken. Ik moet weg,’ dacht ik bij mezelf. ‘Ik moet naar huis, slapen tot de roes weg is. Waar is m’n bed?’ Die stond een treinrit van me vandaan. ‘We moeten gaan,’ zei ik tegen m’n vriendin (zo vertelde ze mij de volgende dag). ‘Zeg jij je vrienden geen gedag?’ ‘Oh ja, dat was wel zo netjes.’ Maar eigenlijk wilde ik maar één ding en dat was wegwezen, slapen. De weg naar mijn bed was een lichte martelgang, ik had ze erger meegemaakt.
M’n hoofd was zich wel gewaar van alles, maar had nergens zin in. Hij vormde het epicentrum van mijn lichamelijk ongemak. Te snelle bewegingen en ik tolde als een scheepje op hoge golven. Zeeziek op vaste wal. Oprispingen vertaalden zich als verlichtingen mits uitgespuwd. Kleine beetjes misselijkheid verlieten mij dan. Het kon niet anders en ik gaf mij er aan over.
Boven alles gedroeg ik mij. Geen verkeerd woord sprak ik, ik was naakt in al mijn kwetsbaarheid zoals een weerloos dier tegenover zijn aanvaller. Ten opzichte van mijn vriendin schaamde ik me, maar dat was nergens voor nodig troostte ze. Ik was liever de man die haar uit de klauwen van schurken zou kunnen redden, dan dit zielige hoopje vlees dat door elkaar gerammeld werd en het lijdzaam onderging.
‘Je fietst wel recht,’ complimenteerde ze mij eenmaal in Groningen aangekomen. Nog geen minuut later nam ik een bocht te wijd, zag m’n wiel te dicht langs de stoep rijden en bedacht me: ‘Dit gaat me toch niet gebeuren? Jawel, het gebeurt me wel. Ik ga vallen als een dronkaard en iedereen zal het zien. Iedereen zal weten dat ik teveel gezopen heb en zij zullen mij veroordelen. Zij zijn goed en ik zal uitschot zijn. Ze hebben het recht verdiend om mij belachelijk te maken, te ridiculiseren tot op het bot en mij daar tot in lengte van dagen aan te herinneren om zichzelf beter te laten voelen. Klootzakken.’ Zo gedacht, zo gebeurde. Ik viel en mijn vriendin raapte me op van de stoep. We waren de enigen in de omgeving. Weet je wat ze mij zei? ‘Je maakte wel een mooie koprol om je op te vangen.’ Als dat geen echte liefde is!