- 11 augustus 2014
- Alfons
- 2 reacties
‘Ik vind deze verhalen boekwaardiger dan je columns,’ vertelt ze mij met een vriendelijke blik. ‘Je columns vind ik ook leuk, begrijp me niet verkeerd. Ze spreken me aan omdat ik je ken. Als ik je niet kende, spraken ze mij waarschijnlijk minder aan. Deze verhalen zuigen mij in beeldende schetsen mee. Hier wil ik meer van lezen.’
We zitten in de kroeg, we drinken ons laveloos. Je moet toch wat met je geld en vrije tijd. Ik vertelde haar een tijdje terug dat ik een stuk had geschreven waar zij in voorkwam. Ze wilde het stuk lezen. ‘Dat mag alleen als je dronken bent, ik weet niet of het nuchter door de beugel kan.’ ‘Ik kan heel wat hebben hoor!’ probeerde ze destijds nog even mijn voorwaarde te vermurwen. Ze drong niet verder aan, ze is in voor drankjes. Ze oefent flink, ook al helpt het niets.
Nu is het zover, zij is dronken, ik ben mijn verlegenheid te boven, en geef haar mijn telefoon. ‘Dit is het stuk waar jij in voorkomt, toen kende ik je net, vorig jaar ergens.’ Ze pakt mijn telefoon en zet het op een lezen. Ik lurk wat aan m’n cola berenburg, en vermijd de spanning met een zenuwplasje. Ze is een snelle lezer, kijkt me aan en geeft m’n telefoon terug. ‘Wel eerlijk zijn hé!’ waarschuw ik haar. ‘Dit is boekwaardig.’ ‘Echt?? Dat is fijn om te horen. Je bent de eerste die stukken van m’n boek leest. Ik durf ze niet zo goed te laten lezen.’ Ze neemt nog een slok, en vervolgt. ‘Dat snap ik wel. Ik vind het al knap dat je deze stukken van je laat lezen. Dat zie je mij niet doen.’ ‘Tja…’ We nemen allebei een slok. De barman loopt weer langs. Hij kent ons. We zitten hier vaker. Een beste kerel. De rare lampenkappen hebben we al eens getaxeerd. Internet zegt dat ze honderden euro’s waard zijn. Ik zeg het je, honderden euro’s voor die kartonnen dingen die kleuters uitgeknipt kunnen hebben.
‘Ik schrijf ook onder een alias een blog, hier zijn wat stukjes.’ Weer reik ik haar mijn telefoon. ‘Als je met het pijltje naar rechts gaat, komen er meer.’ Ze leest, gniffelt, en geeft m’n onzekerheid geen schijn van kans. Ze verblijdt mij met haar reactie. Oi joi joi, wat vind ik dit spannend. Mijn schrijven, waar ik m’n ziel in heb gestort, door haar laten lezen. Ik vertrouw erop dat ze eerlijk is. ‘Er zit een verschil in je columns en in deze verhalen,’ vertelt ze mij enigszins verbaasd. ‘In mijn columns ligt mijn ziel niet geheel bloot, in mijn verhalen wel.’ ‘Ik dacht dat je al heel eerlijk was in je columns?’ ‘Dat ben ik ook wel, maar sommige zaken zijn niet geschikt voor internet. Dan heb ik het niet eens over de stukken die ik thuis onder de typemachine vandaan haal.’ We hebben het gezellig. Een mooi fenomeen is dat toch, de alcohol die barrières slecht. ‘Waarom vertel ik je dit? Er zijn weinig mensen die dit van me weten.’
We worden de kroeg uitgeschopt, en lopen naar m’n geheime kroeg. ‘Hier schreef ik vorig jaar wel eens, als ik laat terugkwam na een voetbaltraining, en m’n bed nog niet in wilde duiken. Hier werkt een hele beste baas! Hij verwelkomt me met weinig woorden, en laat mij m’n gang gaan.’ ‘Oh ik ben zeer benieuwd.’ De baas is de barman, een eind vijftiger. Een zacht gezicht, vol wijsheid. Hij lijkt de klappen van de zweep te kennen, en er geen last van te hebben. Open en hartelijk, maar gelukkig niet op zoek naar gezelschap. Ik begroet hem als ik de drempel over stap. Hij zit met een man aan zijn bar. ‘Mogen wij onze laatste borrel hier nuttigen?’ ‘Jullie wel. Wat zal het zijn?’ ‘Voor mij een cola berenburg.’ ‘Voor mij ook.’ Ik sta verrast te kijken. ‘Jij ook?? Wat leuk! Welkom bij de club!’ We drinken. We praten. Er ontsnappen grapjes. De baas betrekken we in onze conversatie, aangezien de man aan de bar de zaak heeft verlaten. ‘Dat zou een goeie boektitel zijn,’ laat hij vallen. Alsof hij heeft onthouden dat ik hier zat te schrijven.
‘Ik gooi jullie er nu uit.’ ‘Ik was er al bang voor. Bedankt!’ Hij glimlacht. ‘Graag gedaan, tot de volgende keer!’ We verlaten de zaak. ‘En, doen we er nog één?’ verbaasd kijk ik opzij? ‘Dat lijkt me leuk!’