- 16 augustus 2009
- Alfons
- 0 reacties
De zon schijnt en ik sta op de houten brug van het Linthorst Homankanaal. Kleine zwaluwen maken duikvluchten en scheren over de wateroppervlakte. Ik verdenk ze ervan vliegjes te vangen, zeker weten doe ik het niet. Ze vertellen mij het niet en ik ben geen Arendsoog. De zon schittert op het water en de planten kleuren de randen van het kanaal natuurgroen. “Hier kan ik wel uren vertoeven,” bedenk ik mij.
Ik leun inmiddels op mijn longboard en op de leuning van de brug. Mensen komen en gaan. De één begroet me wel en de ander niet. Zullen ze het ook raar vinden dat ik daar op de brug sta? Niemand anders doet het namelijk en ik snap niet waarom niet. “Zie je ze zwemmen?” hoor ik dhr. Korving tegen mij roepen. Hij laat zijn hond uit en ik weet inmiddels dat hij Korving heet omdat mensen me dat later vertellen, wanneer ik hen mijn verhalen vertel. Ik ken hem alleen als nukkig man, staande in zijn boekenhandel, maar dat is inmiddels verleden tijd voor de gepensioneerde kerel. “Ja, er zwemmen hier honderden kleine vissen aan het wateroppervlakte,” vertel ik hem. “Je kunt ze mooi in de gaten houden.” Hij blijkt een logische verklaring daarvoor te hebben als hij zegt dat er waarschijnlijk weinig zuurstof in het water zit en hij ondersteunt de verklaring met een theorie over groen spul dat op het water lag de afgelopen week. Het zal wel. Ik verwonder mij meer over zijn open houding, dat had hij in de winkel eens moeten doen. Dan loopt hij door en ik geniet verder.
Enkele tellen later fietst Gert Datema langs, vrij van zijn werk en op weg naar huis. Gert is papa van Jeroen, één van mijn maten. “Wat brengt jou hier?” vraagt hij mij en tegelijk bekijkt hij mijn longboard. Daar keuvelen we even over en ja hoor, daar komt Korving weer terug en hij praat mee. Ook nu vertelt hij zijn verhaal over de snoek die hij vanochtend uit het water zag springen: “Hij was wel zoo groot,” en hij houdt zijn handen 80 cm uit elkaar. “Hij ving een vlieg.” De man heeft wel Arendsogen blijkbaar. Zojuist had ik Gert al verteld over het snoekverhaal, want ik had het verhaal ook al aan gehoord. In alle rust kabbelt het gesprek voort totdat uit het niets de herdershond (of zo’n soort) tegen mij uitvalt. Hij blaft alsof het een lieve lust is en zijn ogen staan op bijten. De man heeft hem gelukkig aan de lijn, anders weet ik niet of de hond het overleefd had. Ik schrok er wel even van, ik had de hond toch niets misdaan en Gert beaamt dat. “Heb je hem recht in de ogen aangekeken?” “Ja, mag dat niet dan?” En hij houdt een betoog over het jaloerse karakter van zijn hond en hoewel hij trots spreekt over de waaks- en trouwheid van zijn hond, lijken Gert en ik het eerder beangstigend te vinden. “Ik ga dan wel met een grote boog om u heen huiswaarts,” en Gert verlaat de brug veilig en wel huiswaarts. De man en hond verlaten de brug ook en we zeggen elkaar goedendag. Hoe zat dat ook alweer met een hond en zijn baas? Leken ze niet op elkaar? En terwijl ik de brug verlaat op mijn longboard, zie ik de hond de bossen induiken van een tuin, terwijl de man met moeite aan de lijn hangt. “Hij zag een kat,” roept hij mij nog na. “Das prima,” denk ik bij mezelf en ik duik het weekend in. De lanen op en het feestgedruis en voetballerij in.