Genieten
  • 7 juni 2009
  • Alfons
  • 0 reacties

Een dag van bezinning. Vandaag is het zondag en het lijkt wel of ik tot rust moet komen. Mijn lichaam is op en top in vorm en toch voel ik mij hier het beste op mijn plek. Ik zit op mijn kamer terwijl de avond is aangevangen. Met mijn benen gestrekt leun ik tegen het zitkussen. Mijn gedachten zetten alle herinneringen op zijn plek als ik terugdenk aan waar ik was en wat ik deed.
Fris in mijn geheugen ligt mijn zangles van de afgelopen dinsdag. Samen met mijn leraar zette ik mijn Drents geschreven tekst op een melodie. “Potverdrie, ik ben mijn eigen lied aan het maken,” drong het tot me door. “Dat is me wat, kan ik dat wel?” vroeg ik mij af. Het is een bevreemdend besef als je met iets bezig bent en je jezelf afvraagt of je wel kunt wat je al aan het doen bent. Het is ongeloof. Ik kon niet geloven dat ik mijn eigen lied aan het maken was. Terwijl dat mijn doel is, want het lied wil ik gaan vertolken in mijn cabaretvoorstelling.

Op de woensdag zit ik buiten op één van de drie banken naast de bibliotheek in het dorp. Daar noteer ik op een blocnote wat mij opvalt. Wat mij opviel was de man die mij in de gaten hield aan de overkant van de straat. Hij zat in de keet van Alescon en het duurde niet lang of hij kwam naar mij toe. “Wat ben je toch aan het doen, als ik vragen mag?” “Dat mag, ik schrijf.” “Waar schrijf je over?” “Over het leven in Beilen en hoe ik dat beleef.” De man knikte en was even stil. Dit bleek een stilte voor de storm te zijn en alsof hij zojuist spraakwater had gedronken, stak hij van wal. In twintig minuten tijd vertelde hij mij over zijn wel en wee en in het begin zat ik hier niet op te wachten. Tot ik mij besefte dat dit nu juist de momenten waren, waar ik naar op zoek was. Contact met de mensen, dat is wat ik wilde en POW deze man gaf het mij. Mijn ongeduld sloeg om in bewondering. Ik stelde hem vragen en hij vertelde honderduit. Dit was een fijn moment.

Donderdag was Joost jarig en mijn gehele dag bivakkeerde ik in zijn omgeving. Dat was fijn vertoeven en toen ik hem ’s avonds vroeg of hij nog een moment voor zichzelf wilde, antwoordde hij: “Waarom? Ik zou niets anders willen doen, dan wat ik nu doe.” ’s Middags waren we nog met zijn tweeën naar de C-1000 geweest, waar ik een oproep zag hangen op het ‘vraag en aanbod’ bord. Een meneer vroeg om hulp en ik was best bereid om de man te helpen, dus ik dacht eraan om te bellen. Toch durfde ik in eerste instantie niet, want ik kende de man niet en het onbekende staarde mij enigszins angstaanjagend aan. Verbazingwekkend genoeg zette ik mij daarover heen en belde de man. Morgen ga ik bij hem aan de slag. Geen flauw idee wat ik precies moet doen, iets met een betonnen vloer en een hamer.

Vrijdag heb ik weer eens gewerkt in de jeugdpsychiatrie in Groningen. Dat ik werk vind ik wel het vermelden waard. Na de dienst ging ik met collega’s borrelen en daar begon mijn weekendroes. Een lange roes waarin ik met een collega onder het genot van een maaltijd een zakelijke passie deelde. Beiden zouden wij liever meer humor in het serieuze karakter van de behandeling terug willen zien. Later in de roes bekeek ik een film met een vriendin en pinkte een traantje weg. Haar gastvrijheid en vriendschap waren als een warm deken voor me.

De zaterdagroes zette zich voort dankzij vele vrienden met hun gezelschap bij de voetbal en later op een familiefeest gaven de mensen mij een goed gevoel door hun aandacht en complimenten. Zelfs het feit dat ik maar weinig had geslapen die vrijdagnacht, drukte de pret niet.

Rene vroeg me bij de kroeg wanneer de column zou verschijnen, Jeroen vond het mooi om te lezen dat de vermoeidheid mij had weerhouden om een column te schrijven afgelopen weekend. Want hij volgt de wekelijkse column nu en had al dagen gecheckt of er een nieuwe verschenen was. De verklaring op het gastenboek voor het niet verschijnen vond hij mooi. Ik vond het mooi om te horen dat hij oprecht interesse toont in mij.

Sander vond het stom ik ‘dé wandeling’ niet meer standaard wandel. “Hoe moet ik je nu spontaan vergezellen als je niet meer wandelt?” Loretta keek me aan met haar mooie ogen en bevroeg me ook naar ‘dé wandeling’.
Al die aandacht, de gehele roes, al het voorgaande. Ik genoot ervan. Vanavond ben ik een tevreden man. Rust en voldoening kreeg ik door het ongeloof niet te geloven en over een angst heen te stappen. Dankbaar voor alle vrienden en mensen om mij heen. Als ik iets voor u kan doen, hang dan maar een oproep aan mijn bord.

Er zijn nog geen reacties