- 1 mei 2017
- Alfons
- 0 reacties
‘Twaalf centimeter!’ Ze heeft em gemeten. ‘Twaalf centimeter? Weet je het zeker?’ ‘Ja, ja. Er zit wat speling in, maar twaalf centimeter is prima.’ Ik kijk naar beneden en knik tevreden. ‘Okido, daar gaan we.’ Ik buk me, pak de zaag, leg de plank neer en ga aan’t werk.
Het is zondag, we zijn vrij, ze heeft een plan. ‘Vind je’t ook leuk als we in de tuin, op dat muurtje, een lange plantenbak maken?’ Ze doet me haar plan uit de doeken. Planken halen bij de karwei, zus en zo, klussen in een handomdraai, op de muur met die bak en dan stiekem de houten plank aan de schuur van de buren vastboren. ‘Ja hoor, uitstekend.’ Dus daar sta ik, achter in onze tuin, en ik zaag mij een ongeluk. Een hardhouten plank van twee en halve meter moet in de lengte doormidden. Ik praat in mezelf. Staar eens naar de lucht en hoor mezelf zeggen dat dit niet m’n bedoeling was op m’n vrije dag. Die plank vergt het uiterste van m’n geduld. Vijf pauzes verder en ik ben niet eens halverwege. ‘Heb je m’n hulp nodig?’ ‘Nee, nee,’ roep ik haar toe. ‘Wat kan ze doen?’ denk ik bij mezelf en ik zaag door tot de volgende knoest en neem pauze zes. Het is zomers warm en ik zuip de koelkast leeg. Met vereende krachten loop ik weer op die verrekte plank af en pik de zaag op. Even later komt ze buiten, ik moet nog een kwart en calculeer een half uur werk nodig te hebben. ‘Hoe gaat’t?’ Ik toon haar trots m’n vordering. ‘Oh zal ik even?’ en ze pikt de zaag op. ‘Tuurlijk, ga je gang.’ Ik tip haar om kleine stapjes als ijkpunten te nemen, zodat je de voortgang achteraf toch ziet. Op haar slippers staat ze die zaag met twee handen op en neer te roppen. Binnen een mum van tijd is de plank door tweeën en kijkt ze me tevreden aan. ‘Dat had ik kunnen verwachten,’ dacht ik bij mezelf en ik geef haar een smok op de wang.
‘Het lijkt me leuk om wat hangende planten en wat klimmers erin te zetten.’ Ik knik ‘ja, ja’ terwijl ze verder praat en schudt automatisch ‘nee, nee’ zodra ze het woord geraniums laat vallen. ‘Je hebt er toch geen verstand van, ik zeg wel dat het hangviooltjes zijn,’ lacht ze. ‘Uitstekend,’ glimlach ik. En terwijl zij de bloemetjes buiten zet, vraag ik haar: ‘Zeg, die twaalf centimeter, is dat niet te kort?’ ‘Nee hoor, das lang zat.’ ‘Als ie de kanten maar raakt?’ ‘Sa ist krek.’ ‘Das een hele geruststelling.’