Goedschiks
  • 30 januari 2023
  • Alfons
  • 0 reacties

Ik tilde de fiets op en zette hem tegen de grote puincontainer aan.

‘Zou je die fiets tegen het hekje willen zetten?’ De man die uit het raam hing vroeg het mij met een rustige stem, maar z’n vraag was geen vraag. Het was een bevel, er leek in zijn ogen geen andere mogelijkheid te bestaan dan dat ik zijn verzoek uit zou voeren.

‘Wie heeft die fiets dan tegen mijn fiets gezet?’ wierp ik tegen. Dat wist hij niet gaf hij ongeïnteresseerd aan. Ik vermoedde dat zij, de bouwvakkers, dat hadden gedaan en daarom wilde ik van mijn probleem, hun probleem maken. Ik zette de fiets tegen het hekje.

‘Nee, het wiel steekt nog half uit. Zo kan de man met de kar er niet langs,’ dirigeerde hij mij vanaf één hoog. Ik verplaatste de fiets morrend iets verder. Ik had verdomme wel wat beters te doen.

‘Ja daar heb ik nog niks aan,’ klaagde hij zuchtend. ‘Het wiel steekt nog uit.’

Ik kwam te laat op m’n afspraak. Dat kwam omdat ik een toiletbezoek niet had ingecalculeerd in m’n vrije uur voor vertrek. Daar stond ik dan, met een nietig gevoel, alsof ik geen andere keuze had dan te luisteren naar de bouwvakker. De man die ik al vaker had zien lopen het afgelopen jaar bij het bouwval op de hoek. Met tussenpozen van maanden rust verschenen ze, de arbeiders van de vastgoedman die grootse plannen had en een gladde babbel. ‘Nee nee, er komen geen studenten in de woning, m’n zoon gaat er wonen.’ Er woont helemaal niemand dertig dagen van de maand behalve die ene dag dat zoonlief het huis uitstapt alsof hij er de nacht heeft doorgebracht.

De bouwvakker had in mijn ogen een honkbalknuppel klaarstaan om ervoor te zorgen dat de wensen van z’n baas goedschiks of kwaadschiks uitgevoerd zouden worden. En ik stond daar laf uit eigen belang ervoor te zorgen dat alles goedschiks zou verlopen. Angst deed mij elke confrontatie vermijden, ik was hevig gefrustreerd van binnen en donderde de fiets opzij. Daar lag ie goed. Dat wist de man ook, want de kar kon erlangs. Daar kon hij niks op aanmerken. Toch zal hij gevoeld hebben dat ik er de smoor in had. Vermoedelijk zal dat z’n ego geen goed hebben gedaan, tegenspraak duldde hij niet, in welke vorm dan ook. Een volgende ontmoeting zal dan ook gespannen gaan verlopen en ik heb geen poot om op te staan. Welk argument zal ik moeten aanvoeren voor mijn frustratie naar hen toe? Een gevoel? Dat de bouwvakkers de doorgang af en toe blokkeren en zich niet ondergeschikt opstellen jegens mij, de buurtbewoner?

Wat schreef ik laatst in onze buurtkrant: ‘Onze buurt is niet van ons, zij is van iedereen. Wij zijn haar gastheren en dames. Welk voorbeeld willen wij geven aan de bezoeker van onze buurt?’

Welk voorbeeld wil ik geven inderdaad. Ik vind het enorm lastig om toe te geven dat ik verkeerd zit, ongelijk heb. Een knauw aan m’n ego is dat, als ik het fout heb gedaan. Stiekem denk ik eraan om de oude fietsen die opeens tegen ons hekje aanstaan in plaats van tegen het hekje voor het bouwval, om die fietsen weer tegen ‘hun hekje’ te zetten. Zullen ze geïrriteerd zijn? Zullen ze de fietsen weer terugzetten? Zal er een kleinzerige heen en weer strijd ontstaan in plaats van een gesprek? To sit down and talk – zoals Mandela schreef, is de beste oplossing. Als je dat kunt, kom je van goede huize.

Er zijn nog geen reacties