- 3 november 2019
- Alfons
- 0 reacties
‘Toe nou, rij nou gewoon door.’ ‘Nee, dat mag niet.’ ‘Je slaat toch niet af?!’ ‘Jawel, deze straat mag ik eigenlijk niet inrijden.’ ‘Ik vind het echt kut dat jij rijdt nu.’ Die zin herhaalde ik twee keer lachend en zij begon mee te lachen. ‘Mietje.’ Ze spotte met me. ‘HA HAA, nee nee, ik laat me niet uit de tent stoken door je.’ ‘Wat hebben we het fijn samen hé.’ ‘Ja.’
Vijf minuten eerder – we reden de stad in en m’n vriendin stond op tijd. Ze moest nog lunchen, de volleybaltas inpakken en dan op fietse naar de sporthal. Ik nam de normale route en die zou ons langs het plantsoen leiden. Echter waren we beide vergeten dat deze weg door de plantsoenloop was afgezet. ‘Oh ja, grutjes, daar kunnen we niet langs,’ zagen we dertig meter voor de afslag. Pardoes nam ik haar suggestie over om direct links af te slaan, een eenrichtingsweg in. Vanaf de verkeerde kant.
‘Nu rijden we vijf minuten om,’ herinnerde ze mij aan haar tijdsdruk. ‘Haha echt niet,’ en dat klopte dames en heren. Het waren hoogstens twee minuten. Maar ik begreep haar wel, want aan haasten heb ik ook een hekel.