Het leven zit vol wonderen
  • 22 maart 2009
  • Alfons
  • 0 reacties

Zo ben ik sinds mijn terugkomst weer eens op Terhorster zand geweest. Mijn vader had namelijk de woensdagochtend vrij en ik tapte toevallig uit hetzelfde vaatje. Spontaan kwam het verzoek van hem om met zijn beiden de wandelschoenen onder te binden en op’t zand aan te gaan. Dat klonk na de natuurwandelingen in Nieuw Zeeland als muziek in mijn oren en we vertrokken.
De auto werd geparkeerd en mijn vader verwees nog even nostalgisch naar het feit dat ik op deze parkeerplaats mijn eerste rijlessen van hem kreeg. Hij wist nog precies hoeveel kleuren kak hij scheet, namelijk nul. Een geboren coureur ging er toen in mij schuil. Tegenwoordig licht ik zo af en toe een tipje van mijn stuurmanskunsten op.

Het fietspad bewandelden wij tot aan het info bord, waar Staats bosbeheer vele informatie betreffende het heidegebied op vermeldde, vergezeld met kleurrijke plaatjes. Die doen het bij mij altijd goed. Normaliter betrad ik het ’t zand aan de rechterzijde, maar mijn vader nam me mee naar het linker gedeelte. Vroeger bewandelde hij dit gebied op de zaterdagochtenden samen met onze hond Bruno. Destijds woonden wij op Ter Horst. Hoezeer Bruno van deze wandelingen genoot, heb ik nooit kunnen aanschouwen. Slechts de verhalen van mijn vader is alles wat er van hem resteert. Bruno liep weg op een dag ver voor mijn geboorte. Hoewel ik hem niet heb gekend, heb ik hem veel gemist in mijn kindertijd.

Het linkerpad voerde ons naar enkel grasland. Hier boog ons pad af, de heide op. In het grasland bevond zich gevogelte. Wij hadden beiden geen flauw idee van welk soort. Maar zij intrigeerden ons, omdat één van de twee slecht ter been leek te zijn. Maar hoe kun je hier zeker van zijn bij vogels? Geen rollator of iets dergelijks wat zijn toestand voor ons verheldert. Onze aanwezigheid bleef niet onopgemerkt door beiden en hoewel de ene fier het hazenpad inwijdde, volgde de ander slechts gematigd. Zijn vleugels klapten, doch zijn snufferd sneuvelde telkens weer in het gras. Zijn poten leken hem niet te kunnen dragen, althans, dat was onze conclusie. Om ze verder geen stress te bezorgen, lieten wij het stel met rust.

Tijdens onze voortzetting, praatten wij over de mogelijkheden die er voor ons bestonden om het gewonde dier te helpen. Beiden bleken wij leken te zijn en geen donder van de 112 wereld van dieren te weten. Wat was het trouwens voor een vogel? Zijn nek leek te lang voor die van een eend, maar was te kort voor die van een zwaan. Zijn kleuren leken op die van een gans, maar zijn postuur zette ons op het verkeerde been. Allemaal vragen voor later, mijn vader kende nog wel een jachtopziener. Een telefoontje zou thuis snel gepleegd worden.

Mijn vader liep voorop en ditmaal rende ik als een dolle om hem heen. Bruno kon trots op me zijn. Af en toe was het uitkijken geblazen, want een natte poot liep je hier snel op. Maar wat was de natuur mooi deze ochtend. Zo wijds en uitgestrekt, tot de horizon was het heide dat de klok sloeg. O ja, en bos. Heuveltjes blokkeerden af en toe het vergezicht en achter elk van hen lag weer een verrassing. Geen wonder dat Bruno liep te tollen hier. Er was zoveel te zien
.
Op een gegeven moment, terwijl ik de rust vastlegde op de digitale plaat, bleef mijn vader naar iets staren in de verte. Hij bevond zich op zo’n zeventig meter voor me en het duurde even voor ook ik zag, wat zijn oog bewonderde. Herten! Bambi in het wild! Het was te gek voor woorden. Als ik Bruno daadwerkelijk in zijn voetsporen wilde volgen, dan had ik me gek gerend, in een speelse jacht op Bambi. Nu stond ik naast mijn vader en genoot van het uitzicht. Het kleine hertje besprong de heide van rechts tot links achter heuvels. Zijn kudde bleek zich daar te bevinden, want nog geen vier tellen later zagen wij vijf á zes herten in volle vaart richting het bos in de horizon spurten. “Donders,” dacht ik bij mezelf.

Even waande ik mij in een vrije natuur, zonder een maatschappij van industrie. Waar de mens overgeleverd is aan de natuur en overleven het enige spel is dat we speelden. De vraag rees in mij op waarom ik in hemelsnaam de halve wereld had bereisd om van de natuur te genieten, terwijl dat in mijn eigen achtertuin ook kan. Ik heb daar geen hert gezien. De wereld is misschien door de mens veelal verkend, maar nog niet door mij.

Thuis aangekomen, blijkt de jachtopziener onze prangende vraag te kunnen beantwoorden. Het was een nijlgans en als het dier gewond was, dan lost de natuur dat zelf wel op. Een trieste waarheid, zo leek het mij.

Er zijn nog geen reacties