- 27 februari 2009
- Alfons
- 0 reacties
Soms haal ik de werkelijkheid en mijn dromen door elkaar, maar ik weet zeker dat ik nu een zwaard heb. Nog steeds heb ik geen duidelijk beeld van mijn vijanden. Ik zou ze graag aan u voorstellen, maar ik heb ze nog nooit gezien. Het enige wat ik van hen weet, is dat ze mij dwars zitten. Zij vormen de irritatie in mijn leven. Zij halen mij het bloed onder de nagels vandaan. Mijn woede ligt in hun nek. Gelukkig zijn ze niet vaak aanwezig in mijn leven.
Een paar uur geleden echter wel. Ik was vroeg naar bed gegaan, vandaag wou ik fit zijn om mijn voetbalelftal te vergezellen op ons weekend weg. Dus rond twaalf uur lag ik erin. Het eerste uur kon ik de slaap niet vatten door mijn overschot aan energie. Meditatief bezocht ik mijn innerlijke lichaam. Hier trof ik mijn buik aan barstend van de spanning. Deze spanning onderzocht ik. De oorzaak lag niet in mijzelf. Mijn aura werd aangetast door externe energie. De spanning kwam van buitenaf. Door transcendente meditatie ontsteeg ik mijn lichaam en volgde het energiespoor de nacht in. Buiten leidde het spoor mij naar de achtertuin. Hier begaven zich drie energielichamen, hun aura rood gekleurd aan de buitenkant. Hun diepe kern kleurde echter oranje en brandde zwakjes. De kern straalde angst uit. Wie de personen ook waren, hun rode kleur voorspelde weinig goeds. Deze rode gloed stond voor agressie. Mijn transcendente zelf wist genoeg en zetelde zich weer in mijn lichaam. In staat van paraatheid bevond ik mij na de meditatie.
Ik bevond mij op de zolderkamer. Sluipend begaf ik mij naar het zolderraam en keek de nacht in. De maan scheen en lichtte de figuranten achter het huis op. “Het is nog waar ook,” dacht ik bij mezelf. “Er staan echt drie gasten buiten achter ons huis.” Vastbesloten om mijn huis te verdedigen trok ik mijn kleren aan. Mijn zwaard pakte ik uit de hoek van de kamer en ik sloop de trap af. Vader en moeder wilde ik niet wakker maken. Vader had al eens een Duitser in zijn kamer betrapt. Zonder vrees stormde mijn vader hem achterna. Nu is het mijn beurt om mijn furie op de ongenode gasten te botvieren. Aangezien zij het huis van achter betraden, besloot ik om hen via het dakterras te naderen. Het verrassingseffect zal in mijn voordeel zijn wanneer ik hen van bovenaf bespring. Altijd al ben ik benieuwd geweest hoe ik het in een gevecht zou doen. Van jongs af aan toen ik mijn slaapkussen in elkaar sloeg, tot op oudere leeftijd waar ik toekeek hoe anderen laveloos vochten. Nimmer betrok ik mij in de strijd. Ik sloeg het alleen gade. Nu zou dat dus veranderen. Ik was mij daar enigszins bewust van. Er bestond echter geen twijfel, deze snoodaards zou ik niet toestaan ons huis te betreden. Dat zou ik ze met slag en stoot bewijzen.
Ons dakterras bezit een hek die het terras omheind. Dankzij dit hek werd de afstand tot de grond vergroot tot twee en halve meter hoogte. Het is al even geleden dat ik zo’n sprong maakte. Zo’n vijftien jaar geleden denk ik. Zeker weten dat ik het er goed vanaf zou brengen wist ik dus niet. De ‘fysiotherapeut’ heeft hier niets over gezegd. Voetbal mocht wel weer, maar daar maak ik niet zulke hoge sprongen. Ach wat the hell, ik spring gewoon. Kan mij het schelen. Goed wint toch altijd van het kwaad. Dan ga ik er vanuit dat ik goed ben en zij kwaad. Het zou lullig zijn als mijn sprong direct een einde maakt aan de strijd omdat ik door mijn enkel ga bij de landing.
De drie gasten ondertussen waren bezig de deur uit zijn hengsels te hevelen. Dat hebben ze vaker gedaan, dat is ze aan te zien. Nu is het moment, er gaat een einde komen aan hun gezondheid. Soepel spring ik over het hek en richt mij op de landing. Door de snelheid die de val met zich meebrengt ben ik genoodzaakt na mijn landing door te rollen om de klap op te vangen. Dat gaat me goed af, alsof het ninja bloed mij door de aderen stroomt. Met mijn gezicht naar de drie gericht beëindig ik mijn capriool. De uitkijkpiet heeft mij gezien en tikt de andere twee aan. Zij draaien zich nu om en staan nu ook paraat in een fight or flight houding. Dit is dus dé situatie waarin men deze houding aanneemt. U zult dé houding nog herkennen uit de beelden van het legendarische feest. Deze drie zijn echter niet van plan te vluchten. Ze verspreiden zich. Er wordt niet gesproken. Het zou zonde zijn. De stilte omschrijft het moment het best. Geen slappe one-liners waarmee de tegenstander wordt bespot. Alleen het oogcontact dat boekdelen spreekt. Geen angst, maar concentratie heerst terwijl het voetenwerk het territorium afbakent. De drie hebben mij nu omsingeld. In de film zie je dan meestal dat ze één voor één de omsingelde aanvallen. Ik heb dat altijd dom gevonden. Waarom vallen ze niet alledrie tegelijk aan? In de film worden ze namelijk vaak één voor één uitgeschakeld. Tot mijn verbazing vallen deze drie gasten wel tegelijk aan. Ik met mijn grote mond, breng ik ze op gedachten. Ik moet ook niet praten tegen de camera tussen het vechten door. Instinctief laat ik me vallen. De gedaante rechts van mij slaat daardoor tegen de voet van de man links van mij. De snoodaard voor mij duikt door mijn val over het tafereel heen. Hmm daarom vallen ze in de films nooit met zijn drieën aan. Het risico dat ze elkaar raken is te groot. Vanaf de grond schop ik het standbeen van de gedaante links van mij om. De schop richt ik met zo’n precisie dat zijn enkel dubbel klapt. “Voetbaltrucjes, altijd handig. Het helpt wel Eric Cantona.” Denk ik bij mezelf en ben blij de filmpjes op youtube van Eric Cantona bekeken te hebben, met enkele van zijn grove overtredingen. Samen met die van Vinnie Jones, u kent hem wellicht van de Bacardi reclames. De persoon links van mij heeft even teveel last van zijn hand en dus richt ik mijn aandacht op de gedaante die dook. Als dit zo doorgaat heb ik mijn zwaard niet eens nodig. Mijn zwaard liet ik na mijn rol verdwijnen in de bosjes naast de fietsenschuur. De gedaante die over mij heen dook, knalde met zijn snufferd tegen de tafelstoelen aan. Het is immers bijna zomer en dan komen de buitentafel en bijpassende stoelen weer tevoorschijn na een winterslaap.
Het was trouwens niet Bert Maalderink wiens voetbalcommentaar ik verafschuw, maar Frank Snoeks. Ik houd ze ook niet meer uit elkaar, maar dwing mezelf om niet elke NOS voetbalcommentator over één kam te scheren. Bert Maalderink is de interviewer heb ik nu door. Hij stelt vaak vragen om mensen uit de tent te lokken. Domme vragen. Het knappe is echter dat hij dat zelf niet doorheeft. Dus wanneer voetballers geïrriteerd raken en hem hiermee confronteren, snapt hij niet waar het fout ging. Alsof hij op zijn opleiding een interviewtechniek heeft aangeleerd, maar geen flauw idee heeft wat deze techniek inhoudt. Het schoot me zo te binnen, dat ik het tussen mijn strijd door even in de camera vertel.
De duik specialist heeft zich snel hersteld en staat in gehurkte positie voor mij. Zijn linkerbeen gestrekt naar voren, Zijn rechter gehurkt naar achter. Zijn torso rechtop. In deze houding houdt hij zijn linkerarm gestrekt voor zich, zijn rechter gestrekt zijwaarts naar achter. De linkerhand wenkt mij. Hij daagt mij uit. Dit alles vindt plaats in het volle maanlicht, het tafereel heeft bijna iets sereens. Nu ik mijn opponent in volledig maanlicht zie, met zijn torso rechtop, lichten de contouren een tip van het geslacht van mijn tegenstander op. Hij is een zij. Een verrassende wending, want vrouwen sla ik niet. Zullen de andere twee ook vrouwelijk zijn? Waarom maak ik het mezelf zo lastig in dit verhaal. De andere twee zijn man, geen gedonder. Ik wil toch enige rake klappen uitdelen. Voordat ik dus op het uitdagende gewenk van de vrouw afga, kijk ik nog even naar de andere twee. De één ligt nog op de grond, zijn handen om de enkel geslagen. De ander is zijn hand aan het koelen in de regenton. Door hun zwarte pakken zie ik hun aangezichten niet. Want dat is natuurlijk vraag nummer één tijdens een misdrijf. Wat is het motief? Wie zijn de snoodaards en wat zijn hun plannen? Komen ze voor mij, voor mijn ouders of voor onze cd van Racoon ‘Before you leave’ die ik pas geleden heb aangeschaft. Mclovin vindt het rukmuziek (figuurlijk), ik vind het fijne nummertjes.
Ik richt mij weer op de vrouw. Normaal gesproken zou ik de vrouw al een drankje hebben aangeboden en met een dolletje aan het lachen hebben gekregen. Nu was ik echter op mijn hoede. Als je iemand uitdaagt van mijn kaliber, dan moet je wel zeker zijn van je zaak. Ik ben inderdaad van een bepaald kaliber. Dat is algemeen bekend. Ten eerste ben ik een man, wat je kaliber in de fysieke strijd al enige punten opschroeft. Ten tweede heb ik een verleden in de turnwereld, dat werd wel duidelijk door mijn sprong van het dakterras. De souplesse en de doorrol spraken boekdelen. Ten derde speel ik een thuiswedstrijd, dat is een niet te onderschatten voordeel. Deze drie punten lagen voor het oprapen voor mijn vrouwelijke opponent en toch daagt zij mij uit. Ze heeft lef. Daar houd ik wel van. Het maakt mij echter ook een beetje achterdochtig. Nieuwsgierig naar haar kaliber dans ik á la Ali de bokser om haar heen. Een staaltje voetenwerk leg ik aan het maanlicht waar menig tapdanser bij wegkwijnt. Ze probeert mij met haar stoten links en rechts te raken. Dat ze mijn lichaam nog niet heeft geraakt is slechts een kwestie van tijd besef ik. Want haar kaliber is mij waardig. Dat begin ik nu wel door te krijgen. Ze houdt er niet van dat ik met haar probeer te spelen. Net als Ali kan ik het niet alleen van mijn voetenwerk hebben, maar slaan doe ik haar dus niet. Wel kan ik haar kracht tegen haar gebruiken, zoals Eisenhower leert in zijn Ai ki Do lessen. De kunst van het verdedigen. Als ik een schijnbeweging naar links maak, probeert ze mij met haar rechter te raken. De snelheid van haar rechteraanval gebruik ik door met mijn rechtervoet in te draaien, zodat ik haar over mijn rug kan werpen nadat ik haar rechterarm vastgreep. Een bijkomend voordeel van mijn worp is dat ik hiermee ook mijn twee overige tegenstanders uitschakel. Zij hadden hun laatste krachten bijéén geraapt en probeerden mij van achter te besluipen. Dat plan van hen keert zich tegen ze. De klap vloert hen beiden uitgeteld in de bossen. De vrouw weet echter niet van opgeven. Ze krabbelt overeind en lijkt ook haar laatste krachten aan te spreken. In zijdelingse aanvalspositie met haar handen opgeheven, staat ze nu voor mij.
Een open einde voor jullie, dus dat betekend: koop het boek :)
Tot volgende week, dan ben ik er – live – weer.