- 9 juli 2018
- Alfons
- 3 reacties
Ze leunt met haar hoofd op het kussen dat tegen mij aanligt. Haar benen languit op de bank, haar buik verstopt onder het dekentje. De toeter bolt. Af en toe verplaatst ze mijn hand om mij te laten voelen waar hij schopt of draait of hikt. We kijken naar Louis Theroux, hij toont ons dementerende mensen. Ze vraagt of er in mijn familie Alzheimer voorkomt, ik antwoord van niet. Mijn ene oma gleed af door verdriet en mijn andere oma was oud en voldaan. Ik loop het pad op van het verleden en beschrijf haar het verhaal van oma’s overlijden.
Die week bevond ik mij in Kaapstad en op maandag las ik een mail van mijn moeder. Het ging niet goed met oma, haar moeder. Hoe of wat precies moest nog blijken. Donderdag bleek het niet goed, oma koos om thuis te overlijden, mijn moeder kreeg mij vrijdagochtend te pakken. Diezelfde avond zat ik in het vliegtuig richting huis. Mijn ouders en zus pikten mij op van Schiphol om rechtstreeks naar haar bed in de woonkamer te rijden. De familie zat rondom haar bed, en ik herinner mij de stevige knuffel van Tom. Mijn oma was afwezig, maar kwam even terug bij bewustzijn toen ik aan haar bed zat. We namen afscheid, wat mooi dat dat kon.
Het verleden is even levendig en er loopt een traan over m’n wang aan de herinnering. Ze kijkt me aan, hoort m’n snik en kruipt tegen me aan. Over haar wang een traan. ‘Ik kan er niet goed tegen om jou te zien huilen.’ ‘Ze had je graag gekend,’ besef ik mij. ‘Dat doet ze al,’ zegt ze. ‘Ja, vast en zeker. Vast en zeker.’