- 21 oktober 2013
- Alfons
- 2 reacties
Ik heb er heel wat van verkocht, maar de vraag blijft, dus ik ga door. Luchtige praatjes, verzinsels, hete lucht, grappies, fantasie. Als warme broodjes verlaten ze de toonbank. In serieuze tijden rijst de vraag naar onzin.
Het is weer een gewone dag. Één die begint als alle anderen, met een zonsopkomst. Het is elke dag een onbewuste geruststelling. Die gloeiend hete planeet die de wereld kleur geeft. Ook al is dat in deze tijd vaker vanachter de wolken. Vol energie word ik wakker, de haan bij de buren kraait, een achtergrondkoor begint zachtjes zoete tonen te zingen, en die ene wolk laat een zonnestraal door, die mijn gehele kamer oplicht. Wat een mooie wereld. Ik rek me uit, gaap en glimlach de hele wereld tegemoet.
De deken wordt door vogeltjes opgetild, en een olifant kietelt mij met z’n slurf uit bed. Hij tilt me in de hoek, neemt een slok water, en spuit me nat tot achter de oren. Een heerlijke douche in de vroege ochtend. Een olifant is helemaal zo gek nog niet. Een aap komt door m’n raam slingeren om m’n handdoek aan te geven. Ik geef hem een banaan. Voor wat hoort wat.
Als ik droog ben, wordt er op de deur geklopt. Mijn butler doet open, en Kuyichi wandelt naar binnen met zijn gehele kledinglijn. Hij prijst mij zijn geiten wollen sokken, de Texelse Schaap onderbroek, en het bananeblad gevlochten hemd als ondergoed aan. Als bovenkleding zadelt hij me op met een soyabonen kaki linnen pak, biologisch gebreide bretels, en een mat wit scharrel overhemd. Kuyichi, hij redt de wereld één kledingstuk tegelijk.
Eenmaal in de kleren, is het tijd voor mijn ontbijt. De butler schuift de stoel aan, en ik zit aan m’n ontbijttafel. Die doerak heeft m’n ontbijt al gesmeerd, en brengt m’n glas versgeperste ananassap. Het koor hervat haar zang, en zingt het nieuws uit de kranten voor. Er is blijkbaar weer een nieuw woord ontdekt, het voer voor olifanten wordt goedkoper door betere mest, en het kabinet heeft besloten meer verantwoordelijkheden aan de burger te geven omdat we in een vrij land leven. Na het nieuws vraagt de dirigent of ik nog verzoeknummers heb deze ochtend. Ik schud van nee en geef hem de vrije hand. Hij zwaait er een eind op los, en blijkbaar is het een Foo Fighters fan.
De aap zwaait weer naar binnen als ik mijn ontbijt op heb. Hij poetst m’n tanden, wast m’n haar, knipt de dode puntjes van m’n baard, en ontvangt twee bananen. Hij laat een foto van zijn gezin zien, en wijst aan dat hij nog een derde dochter heeft. Dus ik geef hem een extra banaan. De butler vraagt of ik nog iets blief. Ik denk van niet, en geef hem en mezelf een vrije dag. Ik stap de deur uit, pak m’n step, en besluit even in de stad te kijken of er nog iets te doen is.
In het centrum aangekomen hang ik mijn step aan de lantaarnpaal, en gooi een kwartje in de meter. Ik kijk om mij heen en zie dat niemand voorbereid is op een zonnige dag. Dat hebben ze goed bekeken, want de wolken voorspellen niet veel goeds. Je kunt niet alles hebben. Ik start met kuieren, omdat het pad er ligt. De handen in de buutsen, en de bretels niet te strak. Af en toe knik ik naar mensen. Dat vinden ze fijn. De boekhandel is open, en de verkoper laat mij m’n gang gaan. Ik signeer enkele boeken van andere schrijvers. Zullen ze raar van staan te kijken. Bukowski, Wolkers, Brusselmans, Miller. Schrijvers die het daglicht verdragen.
Als ik de uitgang verlaat, klopt de dirigent mij op zijn schouder. Of het goed is dat ze gaan lunchen, en één zanger moet al een tijdje naar de wc. ‘Uitstekend plan!’ roep ik hem toe. ‘Succes met de boodschap zanger.’ Dan zie ik hem weer liggen, het pad. Laat ik maar weer gaan wandelen, eens kijken waar ik beland.