- 12 december 2008
- Alfons
- 0 reacties
Daar sta ik dan. Op de hoek bij een kruispunt. Het is weer columntijd voor de stad Groningen. Ik sta even stil in het leven. Even sta ik stil op de hoek van de straat in het centrum van de stad.De rest staat niet stil. De rest loopt door.
Een rare situatie bevind ik mij in. Ik voel mijn benen vragen waarom ik stop. De menigte loopt toch ook. “Doe mee! Loop mee!” schreeuwen de benen. Dat doe ik lekker niet. Ik kijk liever. Naar de Amstel vrachtauto die rechtdoor wil, maar dan toch rechtsaf slaat. O nee, dat kan niet, komt hij te laat achter. Daar staat namelijk een geldtransport vrachtautootje. Deze aarzelt niet en komt in beweging. Alsof de bestuurder de Amstel uit de bestuurderscabine wil graaien, zo dicht stopt hij voor zijn raam. Amstel heeft het alweer bekeken en draait links achteruit de zijweg in. Opeens hoort hij de toeter van een derde vrachtauto. Deze komt vanuit de zijweg. Wederom stopt hij gedwongen, waarop de geldtransport bestuurder wederom probeert de Amstel uit zijn cabine te graaien. “Amstel, was dat niet ons bier?” denk ik bij mezelf. De derde wagen vervolgt zijn weg en eindelijk kan Amstellovich verder achteruit, maar niet zoals hij eerst gepland had. Want zijn rechterbuitenspiegel draait hij bijna tegen een vierde stilstaande vrachtauto. “Stond die daar de hele tijd al?” zie je hem denken. Dan maar gewoon rechtdoor achteruit en de wielen draaien bij. De transploft wagen is eindelijk vrij uit zijn benarde positie en vervolgt zijn weg. De Amstel laat hij voor wat ze zijn, drinken achter het stuur mag blijkbaar toch niet. Amstellofiets heeft het nu gehad en rijdt terug in de richting waar hij vandaan kwam. Soms heb je van die dagen dat het gewoon niet lukt. Dan kun je beter naar huis gaan. En zo giet dat.
Ik blijf gewoon staan. Want ondertussen gaat mijn aandacht van de ene schone bil naar de ander. Dames pronken in het wild. Nog steeds verbaas ik mij over het feit dat mij geen enkel oneerbaar voorstel gedaan word. Ik ben heel makkelijk wat dat betreft hoor. Dan flap ik er zo uit: “Ja is goed!”
Even loopt het bewustzijn langs me heen dat ik wel eens voor straatverkopert aangezien kan worden. Verkopende mensen die ook stilstaan op de weg en medemensen aanhouden om commerciële of goede doelen shit aan te smeren. Maar vandaag lijk ik eerder op een jongeman die uit een slaapdienst komt en even zijn tijd in de stad spendeert. Hoewel ik best medemensen wil aanhouden. Dan zou ik ze een grapje vertellen: Kent u die mop over een Amerikaanse en Nederlandse vis die elkaar tegenkomen? Zegt de Amerikaanse: “Hi!” Zegt de Nederlandse vis: “Een haai? Waar?” Wat zullen ze lachen. Even til ik ze uit hun dagelijkse sleur. Uit hun zoektocht naar spullen, ingegeven door een niet te stillen consumeerdrang.
Ach wat kan ik toch negatief over de mens denken. Hoe komt dat toch? Elk mens heeft zijn schoonheid. Waarom sta ik eigenlijk stil op de hoek van het kruispunt? Wat is dat voor onzin. Dat dient toch helemaal geen doel buiten deze column om. Dat klopt. Dat ik daar stond, had geen enkel nut. Terwijl ik daar stond, besefte ik mij dat en dat voelde ongemakkelijk. Als iemand mij zou vragen: “He wat doe jij hier?” Zou ik antwoorden:
“Geen idee beste man, kan ik wat voor u doen?”
“Nou ik zit nog verlegen om een goede mop.”
“Dat komt goed uit, ik ken er één over een Amerikaanse en een Nederlandse vis.”
Een mop kennen, komt dus altijd van pas.
Ik blijf weer staan, nadat de man dijenkletsend verder loopt. Ik zie een meisje langs hem lopen, ze kijkt hem na met verbazing in haar ogen. Ze komt naar me toe en is nieuwsgierig. “Wat heb je tegen die man gezegd?”
“Dat ik hier sta te wachten met verbazing.”
“Wachten met verbazing, is dat leuk?” vraagt ze.
“Van tijd tot tijd. Teveel van iets, wordt snel eentonig.”
“Dat klopt, dat heb ik altijd met sandwichspread. Als ik dat elke dag eet, dan eet ik het na twee weken een jaar lang niet meer.”
“Leuk verhaal, maar ik wacht nog steeds.”
“Ok ok,” zegt ze. “Neuken?”
“Ik dacht dat je het nooit zou vragen…..ehm ik bedoel, ja is goed!”