- 3 augustus 2015
- Alfons
- 0 reacties
Ooit liep ik met een huisgenote door het Noorderplantsoen. Een slimme dame die me uitdaagde in onze conversaties, en waar het die keer precies over ging, is me ontschoten, maar ze haalde in mij de woorden boven – ‘We mogen wel eens vaker dank je wel zeggen.’ Ze leek onder de indruk, ik had daar wat wijs gezegd.
Een paar weken terug sprak een jongedame mij ’s avonds laat via Facebook aan en vroeg of ik haar gedicht wilde lezen. Ze mocht het de volgende dag publiceren, en bezat onzekerheid over haar woordkeuze. Kwam de tekst over zoals ze wilde? Ik waande mijzelf een leek in de dichterij, maar dacht bij mezelf dat dit een kans was om te zien wat ik kon met woorden. Drie keer las ik haar strofen, en gaf haar mijn impressie waarbij ik met mooie volzinnen op de proppen kwam. Ik verbaasde mijzelf over wat ik zei, en ook zij was blij verrast over mijn formulering. Ze complimenteerde mij met m’n inzicht in de dichterij. Ik gaf haar terug dat zij dit bij mij naar boven haalde.
Dat gaf mij te denken. Zij haalden in mij onbekende schoonheid naar boven. Kennis waarvan ikzelf het bestaan niet wist. Dat maakte mij nieuwsgierig naar wat er nog meer verstopt lag. Met die nieuwsgierigheid stap ik dagelijks uit bed.