- 20 juni 2016
- Alfons
- 0 reacties
Er breekt een volgende dag aan. Sjakie en ik in onze tent, Chantal in de zijne want hij snurkt. Het gras wiegt om onze tent heen, de meeuwen kwelen alsof een kat hen met de dood bedreigt en we hoeven niks. Opstaan is optioneel zo voelt het, maar het vooruitzicht om met z’n drieën tijd te spenderen brengt ons in beweging. Want Sjakie is een man van grappen, hij schudt ze uit z’n mouw op momenten dat je ze niet verwacht, over zaken waar wij niet over nadachten. Hij ziet de wereld vanuit heldere ogen, kijkt door mensen heen en denkt er het zijne van. Ik voel me altijd vereerd als hij z’n kijk op de wereld met me deelt.
Chantal is een oerkracht. Met een eerste opmerking kan hij een ander geweldig vermaken, maar ook tegen zich in het harnas jagen. Omdat ik hem ken, gun ik hem altijd het beste en hoop ik dat de harnasmensen geduldig met hem zijn. Vaker dan eens verbaasd het mij dat onbekenden glimlachend het gesprek met hem aangaan na zijn ‘recht voor z’n raap opmerking’. Het komt waarschijnlijk door de twinkeling in z’n ogen. Hij cijfert zichzelf vaak weg, dan bewonderd hij ons. Wij proberen hem ervan te overtuigen dat hij er ook mag wezen, maar hij lijkt ons niet te geloven. We bewonderen hem om wie hij is, niet om wie hij zou moeten zijn volgens de norm.
Daar lig ik in weelde op Oerol. Met m’n vrienden en we hoefden niets.