- 23 juli 2018
- Alfons
- 0 reacties
Ze hadden ruzie met mij, ik niet met hen.
Soms duikt de herinnering in mijn gedachten op. Opeens stond die jongen tegen mij aan te schreeuwen. Hij vervloekte mij. Een moment later stond zijn vriendin er ook bij en voor ik het wist gooide zij drank over mij heen. En nog een keer. Verward staarde ik de twee aan. Ik had tot die tijd rustig aan een tafel op de plaza van het destijds ‘nieuwe’ Skopje Beilen in gesprek gezeten met een paar dames.
Zittend in m’n stoel vroeg ik om opheldering. Zij bleven schreeuwen, ik snapte er niks van. Toen ze voor de tweede keer haar drankje over me heen gooide was ik er klaar mee. Waarom gooide een meisje haar dure drank over mij heen? Ik stond op en wist zijn arm die me terug in de stoel wilde werken, van me af te duwen. Tot mijn vreugde was ik iets groter dan de jongen. Dat was iets instinctiefs, mocht het tot knokken komen, dan was dat in mijn voordeel vermoedde ik. Wat nu? Nu stond ik en hoe verder?
Dat vraag ik mij nog regelmatig af. Dankzij Maurits vd Ugh hoefde ik echter geen beslissing te maken. Als een rugbyer stoof hij voor mij langs en nam de twee in zijn vaart mee. Dennis werkte daar toen. Hij vertelde de uitsmijter vervolgens dat mij geen blaam trof en bood mij een nieuwe cola berenburg aan. Nog altijd ben ik deze twee jongens dankbaar, zo lief van ze. Heb ik ze dat ooit verteld?