Struunen met de mini
  • 16 maart 2015
  • Alfons
  • 0 reacties

Ik raapte mijn notitieblok op, en schreef – bevrijdingsbos. Zal ik hier ooit terugkomen? dacht ik. Een lang pad leidde naar het bos, een stel bewandelde het. Wellicht wisten zij meer over haar dan ik.
Ik keek achterom, schakelde, en besteeg de weg zó traag dat de tijd achteruit leek te lopen. Mijn favoriete tempo. Alleen dan kon ik de wereld in al haar facetten ontdekken. Er was veel om naar te kijken. Ik zou mijzelf tekort doen als ik mijn omgeving niet tot de laatste spriet gras verkende. Het grint knarste onder mijn wielen, maar de steentjes bezweken niet. Mijn mini danste licht over de wegen van de provincie.
Bevlogen door Daniel Norris (zie filmpje beneden) zijn woorden – Onderzoek de dingen waarvan je houdt. Avontuur is vrijheid – stapte ik deze zondag in mijn mini, en reed de horizon achterna. Ik mag dan wel in deze provincie wonen, ik ken haar amper. Ze is niet mijn eerste liefde “Drenthe”, maar ze heeft mij in haar hoofdstad met open armen ontvangen.
Het toeren begon met het zoeken naar de juiste wegen. Wegen waar ik langzaam kon rijden. Wegen die interessante gezichten toonden. Mijn enige houvast was het ontwijken van de rond- en snelweg. Achteraf weggetjes trokken mijn aandacht, en het verbaasde mij niet dat ik binnen tien minuten vastzat in een doodlopende buitenwijk waar kinderen mij glimlachend bekeken.
Op een gegeven moment had ik echter de smaak te pakken. Ik reed als enige op wegen waar geen mens vanaf leek te weten. Ik was een echte zondagsrijder. Er gloorde natuurschoon om mij heen. Rieten hagen flankeerden brede sloten waarin eenden kroos vraten. Vieftig knotwilgen die als een rij lantaarnpalen schuin over een andere sloot helden. Een man die achter zijn huis snoeihout in de brand smeulde. Het rookte erover, en ik waadde de Mini door de walm als in één lange ademteug om de geur door te laten dringen. Van alle wegen die ik ontdekte, maakte ik 30km wegen, en de sporadische passanten liet ik mij netjes passeren door aan de kant van de weg te gaan staan. De weidse vergezichten streden om aandacht.
Een ogenblik later bevond ik mij op een dun weggetje. Links van mij een smalle vaart, rechts enkele huizen die op honderd meter elkaars buren vormden. Een hond die zijn man uitliet, en twee fietsers in de verte. De weg was recht, de weg was smal. Ik voelde nattigheid, maar daar kwam ik maar op één manier achter: doorrijden. Dit zal toch niet…nee, stelde ik mijzelf gerust. Deze huizen moeten hier ook met de auto naar toe, en ik had alle borden in de gaten gehouden. De blaffende hond wilde mijn auto aan, dat was gek. Grootheidswaan. Ik waadde door. Een viaduct, een bocht, en verrek, dus toch. In de bocht stond mij een bord op te wachten – fietspad! Ach, als ik dan toch al aan de rit was begonnen, kon ik net zo goed verder gaan. De politie zou het mijn Mini niet kwalijk nemen. Op naar de volgende bocht waar die twee vreemd kijkende wielrenners vandaan kwamen. Potverdikke, dat durf ik niet aan. Achter de bocht wachtte mij een krakkemikkige houten brug op. Zo één die alleen gebruikt wordt door mensen die kunnen zwemmen. Heel even heb ik daar staan te twijfelen. Heel even. Het volgende ogenblik begon die hond weer te blaffen. Hij was nog niet genezen.
De Mini gleed verder, en Miles Davis trompetterde het improvisatiegehalte omhoog. Een wit bordje met zwarte letters vertelde me dat ik in Westerdijkshorn was beland. Hijken was New York geweest in de vergelijking tot deze bij elkaar geslopen huizengemeenschap. Er was een smederij die tevens auto’s repareerde, en alle huizen bezaten dezelfde rode bakstenen, met gele vanille kozijnen. Alle huizen op mijn route hadden mij doen hunkeren naar Bartjes tijden, maar zij vormden de kers op de taart. Er was geen twijfel mogelijk of hier woonden karaktervolle dames en heren. Afstammelingen van de Viking, kruidenvrouwtjes, kluizenaars, zelfstandige arbeiders. Stuk voor de stuk met de handen uit de mouwen, en onafhankelijk.
Een weggetje was Rue galante benoemd. Galante, galant. Het deed mij voorkomen alsof het een chiquere vorm van welkom heten was door je laan zo te benoemen. Er stonden winterse bomen tussen de huizen, en de bochten deden vermoeden dat de cirkel bijna rond was. Het was er knus, en ja, ik was nieuwsgierig geworden naar de mens achter de bakstenen. Wie was deze bewoner van de provincie?
Vandaag kwam ik daar niet achter, wie weet wat de toekomst brengt.

Er zijn nog geen reacties