- 22 december 2024
- Alfons
- 0 reacties
Ik mag een cursus geven.
De les kabbelt, ik hoef weinig te doen, daar houd ik van. De cursisten voeren het woord, stellen onderling vragen aan de kaak en de klok loopt door. Ik voel me verantwoordelijk voor de inhoud van de les en de tijd die we samen hebben.
Opeens zijn ze uitgesproken en valt er een stilte. Ik moet wat doen, maar wat is een goed vervolg? Stel ik een vraag over wat er net besproken is (heb ik daarvoor goed genoeg geluisterd) of zet ik ze aan een voorbereide oefening?
Als ik m’n best wil doen, dan voel ik spanning in m’n lijf. Vooral in m’n keel. Ik voel me onzeker over of ik het goed doe als cursusleraar en dat houd me scherp. Ik wil mijn best voor ze doen en ik besef me nu dat ik over al bovenstaande open probeer te zijn naar hen. Door aan te geven dat ik niet de wijsheid in pacht heb en dat alles wat ik zeg bevraagd mag worden.
Welbeschouwd beschrijf ik hier mijn dagelijkse worsteling. Ik wil het goed doen voor m’n naaste, maar weet niet altijd wat dat goede is en daar probeer ik dan open over te zijn.