- 15 februari 2016
- Alfons
- 0 reacties
‘Elke zondagnacht? Hoe laat schrijf je dan?’ ‘Ja dat verschilt, kan een uur of één zijn ‘s nachts, soms om vier uur. Dat ligt eraan.’ ‘Maar dan heb je nachtdienst?’ ‘Ook als ik geen nachtdienst draai.’ ‘Oh, je schrijft niet doordeweeks je column?’ ‘Nee. Ik weet eigenlijk ook niet waarom niet. Dat zou ik best kunnen doen.’
De tweeling ondervroeg me naar mijn column schrijfgedrag. We zaten in de voetbalkantine, beide mannen voor even terug op hun oude nest. Ze hadden hun vleugels jaren terug gespreid. Deze middag nam hun opa ze mee op pad, even kijken bij de wedstrijd van oom Martin en z’n schaapjes. Zevenentachtig was opa geworden, en hun oma werd de volgende dag vijfentachtig. Mooi op leeftijd en hij glimlachte erover. Trots liep hij met de jongens langs het veld, de kleinzonen waren hem boven het hoofd gegroeid.
Tussen de jongens in aan tafel, zat hij luisterend, observerend. Plots schoot hij omhoog in al zijn kalmte. ‘Ik heb je verhaaltje nog,’ en hij keek ondeugend met z’n glimlach. ‘Ja van die wandeling toen.’ Ik wist het nog. ‘Ik zocht em laatst nog.’ Tevreden keken we elkaar aan.
Mooi is dat, als je elkaar tevredenheid kunt geven.