- 16 december 2013
- Alfons
- 4 reacties
“Niks te zien,” zei de man, en ik trok mijn onderbroek weer omhoog. “Bedankt!” antwoordde ik opgelucht. In tegenstelling tot wat u denkt, ik schrijf dit nuchter. Geen zorgen, dit is slechts een inleiding.
In de column – “hoofdstuk 10 – the roses” (uit 2009) kunt u met plezier lezen dat ik al acht jaren jeuk aan mijn anus heb. Het overkomt je, je leert ermee leven. In stilte voornamelijk. Het is niet één van mijn sterke feestverhalen waarmee ik de mensen vermaak. Ik zal mijn repertoire eens uitbreiden.
Kunt u het zich voorstellen: jeuk aan de anus. Niet door aambeien die bloedend boven het toilet uiteen spatten. Nee, dat zou ook ranzig zijn. Maar goed, ze bestaan, de exploderende aambei. Schitterende titel voor een boek. Niet mijn boek. Acht jaren al? Jep. Ik ben een doorzetter.
De man die ernaar keek, stelde mij allemaal vragen. ‘Hoe gaat dat dan in zijn werk? Jeukt het dagelijks? Heb je wormen?’ Nee, wormen heb ik niet. ‘Al eens naar een dokter geweest?’ Neuh, wat kan die eraan doen. ‘Tja, wil je dan niet weten hoe het komt?’ Jawel, dat wil ik wel, maar het komt wel goed ja. Jij helpt me nu. Dat was ook weer zo. ‘Is het op een vast tijdstip gedurende de dag?’ Nee, soms gebeurd het ’s nachts zoals u in de vorige column kon lezen. Soms gebeurd het overdag. Dan heb ik net vijf minuten staan krabben in het toilet, en schud ik vervolgens op het veld de tegenstander een hand. ‘Prettige wedstrijd!’ wens ik hem toe. ‘Zijn er factoren die het in de hand werken?’ Mwah, gister wel. ‘Ah, dus er is een oorzaak?’ Dit was een uitzonderlijke oorzaak. ‘Vertel.’ Heb je even? ‘Voor voetbalverhalen altijd.’ Het gaat over een scheids waar me de anus ontiegelijk van ging jeuken.
Er was eens een KNVB scheidsrechter die respect hoog in het vaandel droeg. Hij zei voor de wedstrijd begon: ‘Niet zeuren tegen het arbitrale trio of je krijgt een kaart.’ Klaar als een klontje. De wedstrijd begon, op links was ik erdoor, maar zie vanaf rechts een vliegende tackel die ik vanuit veiligheidsoverwegingen ontweek. ‘Hé, wat is dit?’ ‘Geen kaart!’ zei de scheids. Goh. De tweede helft, opnieuw ben ik er vandoor op links. Er hangt een kerel aan m’n rug. Ik wil scoren, en schud hem en nog een tweede tegenstander van me af. Daarna snijd ik de zestien in, ontwijk nog een tackle, val bijna, maar zet door. Ik wil scoren. De bal is door die laatste gast te ver van me af gekomen, dus ik maak een sliding met ingetrokken been om de bal te pakken. Een tegenstander schiet hem weg. Ze appelleren dat mijn sliding gevaarlijk is, terwijl ik hem niet eens raak. De scheidsrechter geeft mij geel. Oh, werkt dat zo. Schepel, onze aanvoerder, wijst de scheids op de drie man die achter me op apegapen lagen omdat ze mij wilden stoppen. ‘Hij kon ook vallen, maar gaat door.’ Aanvoerder zeurt volgens de scheids, gele kaart wegens buitensporig gedrag. Ik heb Schepel nog nooit zo rustig gezien. ‘Wat een onzin,’ laat ik mij ontglippen. ‘Wat?’ de scheids draait zich om, tweede gele kaart voor ondergetekende. Rood. ‘Nou, dan maakt het mij ook niets meer uit,’ gaf ik uiting aan de groeiende jeuk die de scheidsrechter de hele wedstrijd al tergend bij me losmaakte. ‘Je bent een WAAILAP! Bederft het hele spel. Ontneemt mij alle plezier verdomme. Je kunt opbokken!’ (terwijl ik natuurlijk moest opbokken). Hij had zijn rode kaart nog niet opgeborgen, of hij hield hem nog een keer omhoog! ‘Twee keer rood in een wedstrijd? Ik wist niet dat dat kon,’ dacht ik bij mezelf. Ik liep weg, roepend dat ook de spelers van de Weide dit niks vonden (wat ook zo was). Achteraf gaf de scheids aan dat ik buitensporig met ziekten liep te vloeken. ‘Wat zei hij dan?’ vroeg onze leider. ‘Dan spreek ik hem erop aan.’ Hij wist niets te benoemen. Alle kaarten van de wedstrijd heeft hij weggestreept, bang dat als wij protest aantekenden, hij zijn promotie misliep. Respect dwing je op deze manier niet bij mij af.
De osteopaat ging maar weer verder met zijn onderzoek. Hij kon ook niks met dit verhaal.